Door: Annemiek Wissink
Directeur De Nederlandse Associatie
Exacte cijfers zijn er niet, maar globaal kent Nederland zo’n 150.000 verenigingen. Hierbij worden ook kerken, omroepen, voetbalverenigingen en schaakclubs meegeteld. Geschat wordt dat tussen de 1500 en 2000 verenigingen een of meerdere professionals in dienst hebben. Het zijn verenigingen die bedrijven organiseren (brancheverenigingen), die beroepsbeoefenaren organiseren (beroepsverenigingen), die personen verenigen (personen verenigingen), die sportclubs organiseren (sportbonden) en andere organisaties die (betalende) leden hebben.
Verenigingen die een branche of beroepsgroep vertegenwoordigen hebben globaal drie taken: collectieve belangenbehartiging, dienstverlening en het professionaliseren van de sector of het beroep. Dat laatste gebeurt al dan niet met een keurmerk of een persoonscertificering. Ook andere verenigingen hebben vaak dezelfde taken.
Verenigingen zijn van alle tijden. Ze ontstaan omdat mensen een gezamenlijk doel hebben en zich daarom organiseren. Het recht op vereniging is een belangrijk onderdeel van ons maatschappelijk bestel en het recht op verenigen maakt onderdeel uit van de grondwet. De vereniging is ook een rechtsvorm. Daar horen een paar formele zaken bij, zoals hoe de vereniging wordt ingericht, bestuurd en besluiten neemt. Wat hebben ze dus gemeen: leden, die gemeenschappelijke doelen hebben, daarvoor betalen en bepalen, in een organisatie die zelf geen winstoogmerk heeft.
Sinds een aantal jaren is een kentering te zien in het aantal mensen dat lid wordt van verenigingen. Steeds meer verenigingen hebben het moeilijk. Ze kampen met dalende ledenaantallen en financiën, een vergrijzende achterban en de opkomst van nieuwe organisatievormen. Hoe kunnen verenigingen hier het hoofd aan bieden? Of is de tijd van de vereniging in de vorm die wij kennen voorbij?
De samenleving verandert
Veel Nederlandse verenigingen, zeker brancheorganisaties, beroepsorganisaties en vakbonden, zijn groot en sterk geworden in de twintigste eeuw. Nederland was wereldberoemd door het poldermodel, waarin alle belanghebbenden tot gedragen standpunten kwamen door elkaar iets te gunnen. Maar de wereld is veranderd. Het is niet langer denkbaar om maatschappelijke vragen binnen nationale grenzen op te lossen. We hebben te maken met globalisering en met wet- en regelgeving uit Europa. Grenzen verschuiven en vervagen. Niet alleen nationale grenzen, maar ook die tussen groepen in de samenleving, functies in een organisatie, tussen sectoren en branches. Om hiermee om te gaan is snelheid en flexibiliteit essentieel. Organisaties worden fluide. De samenleving in zijn totaliteit is steeds meer uit netwerken gaan bestaan en minder uit organisaties.
Transformaties
Door globalisering en digitalisering veranderen markten razendsnel, beroepen, producten, diensten en businessmodellen veranderen mee. Voor veel verenigingen geldt dat hun leden staan voor ingrijpende transformaties. Dit stelt de vereniging voor uitdagingen. Ze moeten leden helpen in dit proces en begrijpen wie of wat de leden worden.
Individualisering meets digitalisering
Internet en social media hebben hun intrede gedaan in de samenleving. Burgers en organisaties gebruiken deze nieuwe media om in actie te komen, en doen dit niet meer alleen via de vereniging(en) waar ze bij aangesloten zijn. Steeds meer zie je dat mensen zich verenigen via facebook groepen, zoals PO in Actie (een lerarencollectief), of op het Malieveld, zoals de boeren en jongeren die tegen de klimaatverandering protesteerden. In dit soort acties grijpen digitalisering en individualisering in elkaar. We denken dat we alles zelf wel even kunnen regelen en we bepalen zelf wel waarvoor en wanneer we in actie komen. Daar hebben we geen vereniging voor nodig. Verenigingen worden geassocieerd met oud denken, onnodig veel aandacht geven aan regeltjes en onnodige kosten.
Zolang ik er iets aan heb
Zowel in werk en privé hebben we allemaal ermee te maken dat we nooit alles kunnen doen wat we willen. Ook willen we regelmatig onze keuzen opnieuw overwegen: past deze baan, deze opleiding, deze partner, deze sport nog wel bij mij? We willen minder dingen hebben, en meer zaken gebruiken op het moment dat we ze nodig hebben. Ontwikkelingen die haaks staan op het oude concept van trouwe leden, die zich jaar in jaar uit actief inzetten voor hun vereniging en daar hun hele leven lid van zijn. Leden willen betalen voor wat ze gebruiken – waar ze echt iets aan hebben - en niet voor alles wat de vereniging te bieden heeft.
Hoe pakken verenigingen deze trends op?
Deze trends hebben veel invloed op de effectiviteit en vitaliteit van verenigingen. Heel veel verenigingen – niet alle – kampen met teruglopende ledenaantallen en daarmee samenhangend: teruglopende inkomsten. Tegelijkertijd willen ze sprong naar voren maken en toekomstproof worden. Waar zetten ze op in:
Werken aan de relatie met leden
Een eerste en logische reactie is fors inzetten op marketing en communicatie voor ledenwerving en ledenbehoud. Sommige verenigingen boeken grote successen. Verenigingen denken na over de relatie met leden en experimenteren met andere lidmaatschapsvormen. Zo kan je bij sommige verenigingen naast lid worden, jezelf associëren, doneren, vriend of iets anders worden.
Jongeren aantrekken
Een belangrijk thema voor verenigingen vandaag de dag is het aantrekken van jonge mensen, als lid, maar ook als medewerker op het verenigingsbureau. Jongeren binden zich minder snel en minder lang aan verenigingen. Voor hen is lidmaatschap van een vereniging, waar hun ouders kritiekloos jarenlang lid van waren, geen vanzelfsprekendheid. Bij hen staat de vraag “zolang ik er iets aan heb” scherper op het netvlies. Verenigingen worstelen hiermee. Je ziet verenigingen die specifiek voor jonge leden netwerken oprichten in de hoop dat ze elkaar stimuleren lid te blijven en nieuwe jonge leden aan te trekken. Hetzelfde geldt voor het werven van jonge medewerkers die op het verenigingsbureau willen komen werken. Er zijn verenigingen die speciaal voor deze doelgroep trajecten ontwikkelen om jongeren te binden.
Andere verdienmodellen
De teruglopende ledenaantallen zorgen ervoor dat verenigingen financieel minder ruim in hun jasje komen te zitten. Dit leidt ertoe dat verenigingen steeds creatiever worden in het vinden van andere verdienmodellen zodat ze toch hun belangenbehartiging en dienstverlening op peil kunnen houden. Je kan daarbij denken aan betaalde congressen, opleidingen, gezamenlijk gefinancierde projecten met leden, betalen voor bepaalde diensten, een BV oprichten waarin betaalde dienstverlening plaatsvindt, partnerships met bedrijven, commerciële uitnutting van de website of op zoek gaan naar subsidies en fondsen.
Leden flexibel activeren
De leden die lid zijn gebleven, zijn door de digitalisering en individualisering anders actief. Aangezien de vereniging niet meer en niet minder is dan het samenstel van de leden is het belangrijk als vereniging hier aandacht aan te besteden. Veel verenigingen zoeken de oplossing in het vragen om inzet van leden (en vrijwilligers) voor een beperkte tijd, voor een bepaald doel. En op maat voor de situatie waar het lid of de vrijwilliger zich in bevindt. Kan hij of zij alleen een aantal uren achter de PC iets doen voor de vereniging, dan wordt daar een “klus” bij verzonnen.
Bottom- up lobby
Was het eerder duidelijk dat een vereniging de belangen vertegenwoordigde in Den Haag, nu zie je steeds vaker dat jongeren protesteren tegen het klimaat en de boeren tegen de stikstofmaatregelen, en dat deze groepen vervolgens aanschuiven aan Haagse tafels om daar met de verantwoordelijke ministers en staatssecretarissen over te praten. Dit maakt dat verenigingen zich steeds vaker gaan heroriënteren op hun strategie en taak. Nog niet zolang geleden was het een goed idee om grote federaties en koepels te bouwen om macht te stapelen, nu keert zich dat tegen de vereniging. Een “klassieke” vereniging, die veel tijd nodig heeft om binnen een ingewikkelde en vertragende verenigingsstructuur tot een gedragen standpunt te komen, komt te laat of verliest aan gewicht, bij de eigen achterban en in het lobbyveld. Veel verenigingen zijn bezig te bezien hoe zij hun besluitvormingsstructuur kunnen flexibiliseren en meer bottom-up kunnen werken zodat de mening van de leden de boventoon voert, en niet de mening van bestuurders of het verenigingsbureau.
Innoveren voor relevantie
Veel verenigingen zijn bezig om zich samen met hun leden opnieuw te oriënteren op de gedeelde toekomst, doelen en positie in de samenleving. Vereniging 3.0 is een model dat hier vaak voor wordt gebruikt. Het model stimuleert verenigingen om de leden meer samen aan het werk te zetten, voor het innoveren van hun vak, sector of domein en daarbij maatschappelijke vragen op te pakken, zodat het ook bijdraagt aan een sterkere positie in de samenleving.
Snel en effectief werkend bureau
Ook de verenigingsbureaus zijn bij veel verenigingen aan verandering onderhevig. Zo zie je steeds vaker dat er gewerkt wordt in zelfsturende teams, in matrixorganisaties, met projecten en agile werkprocessen en andere vormen die een flexibilisering van de organisatie inhouden, meer gericht op korte termijn effectiviteit en het meenemen (organiseren en activeren) van leden. Dit brengt de nodige veranderingen teweeg in de gezochte competenties van verenigingsprofessionals.
Conclusie
Verenigingen kunnen een enorme meerwaarde leveren aan de samenleving omdat zij midden in de maatschappij staan. Daarvoor moeten ze wel de blik naar buiten richten, zien hoe de samenleving verandert en zich realiseren dat zij op de drempel van een nieuwe tijd staan – net als hun leden. Steeds meer verenigingen geven zich hiervan rekenschap door te gaan experimenteren met nieuwe vormen van ledenwerving, leden activeren, het werven van jongeren en het flexibiliseren van hun organisatie. Uiteraard zijn ze ook actief aan de slag met het effect van de veranderingen voor hun leden en hun domein. Dit alles is echt nodig, want verenigingen maken een samenleving sterker.
Door: Annemiek Wissink
Directeur De Nederlandse Associatie