De politieke en morele verontwaardiging is groot: lobbyisten deugen niet, zijn niet te controleren, zijn invloedrijk, zijn ongrijpbaar en ook nog eens zwaar overbetaald door het grootkapitaal. Dat zijn zware verwijten aan het adres van een bont gezelschap van belangenvertegenwoordigers, lobbyisten, influencers, van multinationals tot goede doelen.
De vraag is of dat beeld klopt en wat eraan te doen valt.
Toegegeven, de beeldvorming van lobbyisten is niet al te fraai, maar is vooral te herleiden tot enkele uitglijders en opvallende missers van leden van deze beroepsgroep. Vooral omdat ze nauwelijks georganiseerd zijn. De beroepsvereniging BPVA is meer een bondgenootschappelijke organisatie dan een belangen- of branchevereniging. Bovendien mijden lobbyisten doorgaans de publiciteit, omdat dat niet in het belang zou zijn van hun opdrachtgever, werkgever of project.
Dat dat laatste natuurlijk onzin is in een tijd dat publieke verantwoording en transparantie hoog op de agenda staan, hoeft hier geen betoog. De neiging van publicaffairsadviseurs zich zoveel mogelijk onzichtbaar te maken wreekt zich. Het wordt dan ook hoog tijd om de toegevoegde waarde van het vak te benadrukken zonder daarbij de risico’s van beïnvloeding te relativeren. Tot nu toe ging het daarbij om registratie van beroepsbeoefenaren zonder duidelijke criteria, beroepscodes zonder harde consequenties en een zwak moreel appèl om toch vooral transparant te zijn.
Werkelijk iedere organisatie is bezig met belangenbehartiging
Allemaal goed bedoeld, maar niet erg effectief. De roep om wettelijke maatregelen om de invloed van public affairs te beteugelen lijkt zelfs ietwat verstomd. Ook Den Haag realiseert zich vermoedelijk dat iedere organisatie bewust of onbewust, direct of indirect haar belangen en standpunten actief presenteert. Soms professioneel, soms ad hoc en specifiek, soms succesvol, soms gericht. Iedereen is met belangenbehartiging, met public affairs bezig zonder zich al te veel af te vragen of en in hoeverre beroepscodes of registraties aan de orde zijn. Dat geldt overigens net zo goed voor Kamerleden, als voor leden van gemeenteraden of provinciale staten. Verkiezingen zijn eigenlijk ultieme uitingen van public affairs. Kortom, het is onbegonnen werk om maatregelen te nemen die de invloed van belangenbehartiging zichtbaar maken of ongewenste effecten beperken of verbieden.
Maar wat dan wel?
Kijk eens naar de ontvangers van de lobby, de ambtenaren en de politici: de volksvertegenwoordigers en de bestuurders. Afgezien van wet- en regelgeving die ongewenste beïnvloeding tracht uit te sluiten – zoals bij aanbestedingen, fusies en overnames – en het eigen kritische morele besef bij iedereen die zich bezighoudt met lobby, heeft vooral de ontvangende partij een beslissende positie en rol. Onbevangenheid zal daar plaats moeten maken voor een kritische, serieuze beoordeling van externe (maar ook interne) pogingen om bijvoorbeeld beleidswijzigingen door te voeren of van standpunt te veranderen.
Blijf alert op ongewenste effecten van public affairs
Welke motieven zijn daarbij aan de orde? Welke belangen zijn hiermee gemoeid? Welke andere opties en alternatieven bestaan er en zullen die niet ook in overweging moeten worden genomen? Welke voordelen en risico’s vallen te onderscheiden? En – uiterst belangrijk – wie is de afzender, de boodschapper? Zijn daar ervaringen mee opgedaan?
Een dergelijk operationeel beoordelingskader – dat ook binnen de eigen organisatie bekend moet zijn – voorkomt grotendeels vormen van ongewenste of onmerkbare beïnvloeding. Ambtenaren en bestuurders behoeden zichzelf daarmee voor te snelle conclusies en aannames. Public affairs is serieuze business, over en weer. De belangen kunnen groot zijn. Juist daarom is het van belang om voortdurend als ontvanger alert te zijn op ongewenste effecten van public affairs.
Dit artikel verscheen ook op Platform Overheid
Robbert Coops en Erik van Venetië zijn coauteurs van het boek Public affairs in maatschappelijk perspectief. Ze schreven het met Arco Timmermans, Sybrig van Keep en Rob de Lange. Uitgeverij Wolters Kluwer.
Bron: Robbert Coops en Erik van Venetië