Het CDA wil verenigingen prikkelen om werkende armen te bereiken en te versterken en heeft daartoe op 29 november een motie ingediend bij de Tweede Kamer.
In de motie van Peters (CDA) en Van Brenk (50+) wordt vooralsnog aan de SER gevraagd zich hierover uit te spreken. Het gaat om een groep mensen die er trots op mag zijn dat zij zich op eigen kracht probeert staande te houden, maar daar niet voldoende in slaagt. Niet alleen overheidsinstellingen moeten hier hun rol nemen, maar juist ook de verenigingen die tot doel hebben de slagingskracht van werkenden in hun beroep te versterken en voor hun belangen op te komen.Achterliggend bij de motie is mede de gedachte dat, als werkende armen niet zelf overgaan tot het lidmaatschap van verenigingen, dit wellicht gefaciliteerd moet worden.
Volgens cijfers van het SCP is het aantal ‘werkende armen’ gestegen tot 320.000 in 2014, een stijging van 50% ten opzichte van 2001 en die stijging gaat hard door. Deze groep telt met name zelfstandigen zonder personeel, werkende alleenstaanden en werkenden met een migrantenachtergrond. Doordat zij werken, zijn ze onzichtbaar voor gemeentelijke instanties. Een ander opvallend kenmerk is dat deze groepen uiterst slecht georganiseerd zijn. Ook branche-, werknemers- en werkgeversverenigingen zoeken naar hun rol als het gaat om de vertegenwoordiging en training van deze grote maar ongrijpbare groep.
Op initatief van onder anderen Peter Noordhoek hebben CDA-er Peters en Van Brenk van 50+ op 29 november een motie ingediend waarin zij erop aandringen dat de minster met de polder over deze groeiende groep werkende armen in gesprek gaat en de SER om een specifieke verkenning rondom identificatie van werkende armen in de polder vraagt.